Transarteriële radio-embolisatie /selectieve interne radiotherapie (TARE/SIRT)

Wat is transarteriële radio-embolisatie (TARE) en selectieve interne radiotherapie (SIRT)?

Transarteriële Radio-Embolisatie (TARE) of Selectieve Interne Radiotherapie (SIRT) is een vorm van inwendige bestraling om kanker in de lever of uitzaaiingen in de lever van bijvoorbeeld dikke darmkanker te behandelen. Radio-embolisatie wordt pas gedaan als chirurgie, ablatie (RFA/MWA) en/ of systemische chemotherapie niet meer helpen. Het wordt over het algemeen gebruikt om de symptomen van levertumoren te verlichten in plaats van de onderliggende aandoening te genezen. Radio-embolisatie kan de levensverwachting verlengen, evenals de kwaliteit van leven verbeteren. Bij sommige patiënten kan men dankzij deze procedure alsnog een operatie of levertransplantatie ondergaan.

Wat gaat er gebeuren?

De behandeling bestaat uit twee fasen: een pre-behandeling en de daadwerkelijke behandeling.

In de eerste fase vindt de verkenning/ pre-behandeling, de zogenoemde pre-SIRT, plaats. Voordat u de behandeling ondergaat, vindt er eerst een uitgebreid onderzoek plaats, waarbij alle bloedvaten die niet naar de lever gaan, kunnen worden afgesloten. Onder lokale verdoving brengt de interventieradioloog via uw liesslagader een dun hol buisje (katheter) in uw leverslagader om de testdosis van het radioactief gelabeld eiwit toe te dienen. Met behulp van een scan wordt op de afdeling nucleaire geneeskunde gecontroleerd of er inderdaad alleen opname is van het eiwit in de lever. Na de scan wordt bepaald of u in aanmerking komt voor de behandeling en welke dosering gebruikt wordt. Hierover zal de interventieradioloog u informeren. In de meeste gevallen kan u aan het einde van de dag weer naar huis.

In de tweede fase vindt de daadwerkelijke behandeling plaats. de zogenoemde SIRT behandeling. Deze is meestal 1 tot 2 weken na de pre-behandeling en deze verloopt op dezelfde manier. Via de leverslagader worden door de interventieradioloog radioactieve bolletjes naar de tumor gespoten. Die bolletjes lopen vast in de bloedbanen rondom en in de tumor. Daar vindt de inwendige bestraling plaats: de bolletjes geven hun radioactiviteit af om de tumorcellen te vernietigen en daarmee de tumor te verkleinen. Hiervoor wordt het radioactieve isotoop Yttrium-90 (bekend als Y-90) of Holmium-166 (bekend als Ho-166) gebruikt. Omdat de straling alleen op de tumor is gericht, kunnen hogere en effectievere stralingsdoses worden gebruikt in vergelijking met andere behandelingen.

Door het behandelen van de tumor, kunnen er bijwerkingen optreden. Daarom is er standaard een overnachting in het ziekenhuis. Na de PET-CT scan zal de uitkomst van de behandeling door de interventieradioloog met u worden besproken.

Wat zijn de risico’s en complicaties?

De meest voorkomende complicatie is het postembolisatie-syndroom, dat optreedt bij ongeveer 20-70% van de patiënten. Symptomen zijn onder meer vermoeidheid, lichte koorts, misselijkheid, braken en buikklachten. Deze klachten zijn vaak het meest aanwezig in de eerste 2 weken, maar kunnen tot een maand na de behandeling aanhouden. 

Minder vaak voorkomende complicaties zijn onder meer een blauwe plek, vochtophoping, leverfunctiestoornissen en infectie. Een enkele keer blijkt er een allergie voor het contrastmiddel. Ook kan het jodium in het contrastmiddel in uitzonderlijke gevallen een reactie op de nieren veroorzaken.