Veelvoorkomende erfelijke varianten beïnvloeden kans op nieuwe borsttumor na borstkanker

26 okt. 2020 12:58

De kans dat een borstkankerpatiënt een nieuwe borsttumor ontwikkelt in de andere borst, is nauwkeuriger te bepalen met een risicoscore gebaseerd op honderden veelvoorkomende genetische varianten. Dat publiceerden onderzoekers van het Antoni van Leeuwenhoek in het American Journal of Human Genetics. Ze onderzochten de voorspellende waarde van de eerder ontwikkelde Polygenetische RisicoScore (PRS) bij meer dan 56.000 borstkankerpatiënten.

Ongeveer 4% van de borstkankerpatiënten ontwikkelt binnen tien jaar na de diagnose een tumor in de andere borst. Onderzoekers willen graag achterhalen hoe groot het risico is voor de individuele patiënt. “Als dat risico heel hoog is, kan een vrouw bijvoorbeeld kiezen voor preventieve amputatie van de andere borst, of kunnen artsen meer controles adviseren”, legt onderzoeker Iris Kramer uit. “Als het risico laag is, kan de vrouw worden gerustgesteld. Ook dat is heel waardevol.”

313 genetische varianten

Om de kans op een borsttumor in de andere borst beter in te schatten, zetten de onderzoekers hun zogenoemde Polygenetische RisicoScore (PRS) in. Samen met anderen ontwikkelden zij deze risicoscore al eerder met als doel de kans op een eerste borsttumor te bepalen. Naast de bekende BRCA1/2-mutaties, die een sterk verhoogde kans op borstkanker geven, bestaan er veel genetische varianten die elk de kans op borstkanker maar heel licht verhogen. Het afzonderlijk beoordelen van deze varianten voegt daarom weinig toe. Uit eerder onderzoek bleek echter dat een gezamenlijke risicoscore op basis van 313 genetische varianten - de PRS313 - wél iets waardevols te zeggen over de kans dat een vrouw ooit borstkanker krijgt.

Voorspellende kracht

De onderzoekers testten hun PRS313 nu op een dataset van meer dan 56.000 borstkankerpatiënten van Europese afkomst uit het Breast Cancer Association Consortium. Zij waren gemiddeld ruim acht jaar lang gevolgd. Inderdaad bleek de PRS313  óók iets te zeggen over de kans dat een borstkankerpatiënten een nieuwe tumor krijgt in de andere borst. De voorspellende kracht was wel iets minder dan voor eerste borsttumoren. “We vonden dat per eenheid van de PRS het risico met 1.25 toenam”, vertelt Kramer. “Voor de vertaling naar de gebruik in de gezondheidszorg maakten we ook een schatting van de kans om vóór het tachtigste levensjaar een tumor te krijgen in de andere borst. Voor de 10% met de laagste PRS313 bleek die kans 12%; voor de 10% met de hoogste PRS313 20%.” Deze resultaten werden gevonden voor Europese vrouwen, maar de PRS313 bleek ook van mogelijke waarde te zijn voor vrouwen van Aziatische afkomst.

Combineren met andere risicofactoren

De kans op borstkanker in de andere borst verschilt niet enorm tussen vrouwen met een lage PRS313 score en vrouwen met een hoge PRS313 score. “Het is dan ook de bedoeling de PRS313 te combineren met andere risicofactoren, zoals leeftijd, familiebelasting van borstkanker, andere genetische factoren en behandeling van de eerste tumor”, zegt prof. dr. Marjanka Schmidt (NKI). “Zo hopen we tot een nauwkeurigere schatting te komen.” Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw, gecombineerd risicomodel. Daarnaast is het nodig om de studie te herhalen met een andere groep vrouwen om onze resultaten te bevestigen. “Uiteindelijk willen we voor elke individuele vrouw de kans op een nieuwe borsttumor kunnen inschatten, zodat we voor iedereen een beleid op maat kunnen maken”, aldus Schmidt.

Deze website maakt gebruik van cookies

Op onze website plaatsen we cookies om het gebruikersgemak van onze website te verbeteren.

Functioneel
[2]
  • Microsoft Clarity
    Door plaatsing van deze cookies krijgen wij als organisatie geanonimiseerd informatie over het gebruik van website en waar de websitebezoekers vandaan komen.
  • Virtuele tours
    Door plaatsing van deze cookie gaan we misbruik van deze content tegen.

Voorkeuren aanpassen