Patiëntenmiddag melanoomstudies Christian Blank

11 jul. 2022 16:00

‘Nu ik zes jaar na deelname aan de eerste neoadjuvante studie hier zit en de resultaten van alle studies hoor, begrijp ik dat onze deelname heel erg belangrijk is geweest, en dat doet me goed’. Patiënt uit OpACIN studie

Patiënten die hebben deelgenomen aan een van de klinische melanoomstudies naar neoadjuvante immuuntherapie stellen het enorm op prijs om geïnformeerd te worden over de resultaten van deze studies, zo is de ervaring van internist-oncoloog Christian Blank. Ook vinden ze het prettig om elkaar te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. Daarom nodigden Blank en zijn team de patiënten die hebben deelgenomen aan deze studies uit voor een informatiemiddag en napraatborrel in het Antoni van Leeuwenhoek. Zaterdag 25 juni mocht voor het voor het eerst weer sinds de coronajaren.

Pioniers

Blank is een pionier op het gebied van de neoadjuvante immuuntherapie (immuuntherapie voorafgaand aan de operatie) bij stadium III melanoom. Bij stadium III melanoom zijn er uitzaaiingen in de lymfeklieren gevonden, maar nog niet in andere organen. Momenteel is de standaardbehandeling bij stadium III melanoom een operatie waarbij alle lymfeklieren worden verwijderd gevolgd door nabehandeling (adjuvante therapie) met immuuntherapie of doelgerichte therapie voor een jaar. De theorie achter de neoadjuvante immuuntherapie was: de immuunreactie tegen het melanoom zal sterker zijn wanneer de tumor nog in zijn geheel in het lichaam aanwezig is, omdat het immuunsysteem dan de hele tumor leert herkennen en meer signalen krijgt dat er iets niet goed zit in het lichaam.

Samen met onderzoeker Ton Schumacher werd in 2014 het ontwerp voor de eerste studie bedacht, de OpACIN studie. En omdat dit een geheel nieuwe aanpak was, waren de eerste patiënten uit deze studie zijn ook pioniers. Inmiddels is de vijfde studie gestart: de NADINA studie. Dit is een vergelijkende fase 3 studie die het bewijs moet leveren dat neoadjuvante immuuntherapie (vóór de operatie) effectiever is dan adjuvante immuuntherapie (ná de operatie).

Bollen
Het is niet zo vanzelfsprekend dat je als patiënt wordt uitgenodigd voor zo’n bijeenkomst. Je hoort veel herkenbare verhalen en dat je hier ter plekke ervaringen deelt, heeft erg veel waarde.
Patiënt uit OpACIN studie

De toekomst

Als de NADINA positief is, hoopt Blank dat neoadjuvante immuuntherapie wordt goedgekeurd als standaardbehandeling voor stadium III melanoom. Zijn uiteindelijke doel is om voor iedere patiënt een behandeling op maat te ontwikkelen, waarin de neoadjuvante immuuntherapie de basis is. "We hebben een enorme vooruitgang geboekt in de afgelopen jaren, mede dankzij alle patiënten die aan deze studies hebben deelgenomen. Toen ik hier 15 jaar geleden begon te werken, hadden bijna alle patiënten stadium IV melanoom en overleed bijna iedereen. Ons doel is om ervoor te zorgen dat 95% van de stadium III melanoompatiënten geen recidief van het melanoom ontwikkelen en dus ook geen stadium 4 ziekte meer krijgen, zodat we een groot deel van de patiënten kunnen genezen."

Christian Blank
"We hebben een enorme vooruitgang geboekt in de afgelopen jaren, mede dankzij alle patiënten die aan deze studies hebben deelgenomen."
Christian Blank Internist-oncoloog

Ook hoopt Blank in de toekomst een neoadjuvante polikliniek op te zetten waar patiënten op één dag hun scans, bloedonderzoek en het gesprek met een arts krijgen. Binnen een week zullen dan ook de resultaten van genetisch onderzoek bekend zijn waarbij er een beslissing wordt gemaakt voor de gepersonaliseerde therapie: de (tegen die tijd mogelijk) standaard neoadjuvante immuuntherapie of een studie met nieuwe immuuntherapie combinaties.

De volgende studies passeerden de revue op de patiënten informatiemiddag:

De OpACIN studie: is neoadjuvante immuuntherapie haalbaar?

De OpACIN studie, gestart in 2015, vergeleek voor het eerst neoadjuvante behandeling (ipilimumab + nivolumab) met adjuvante behandeling. De studie liet zien dat neoadjuvante immuuntherapie inderdaad haalbaar was, d.w.z. dat de operatie niet uitgesteld hoefde te worden door bijwerkingen van de immuuntherapie, maar dat er wel erg veel ernstige bijwerkingen waren (bij 90% van de patiënten). Neoadjuvante therapie zorgde bovendien voor een grotere toename van T-cellen uit de tumor die door de hele lichaam patrouilleren. Meer dan driekwart van de patiënten reageerde op de therapie.

De OpACIN-neo studie: kunnen we de bijwerkingen terugbrengen?

In de OpACIN-neo studie zochten de onderzoekers naar een dosering van de ipilimumab en nivolumab die minder bijwerkingen gaf, maar zijn anti-tumor effectiviteit behield. Dit is gelukt door een lagere dosering ipilimumab en hogere dosering nivolumab te geven; hierbij werden er alleen nog bij 20% van de patiënten ernstige bijwerkingen gezien en reageerde nog steeds driekwart van de patiënten goed op de therapie. Bovendien bleek de reactie op de immuuntherapie voorspellend te zijn voor de uitkomsten op lange termijn: patiënten met een goede of gedeeltelijke respons na neoadjuvante therapie kregen nauwelijks een recidief, terwijl tweederde van de patiënten met onvoldoende respons een recidief ontwikkelde.

De PRADO studie: kunnen we een grote operatie achterwege laten bij een goede reactie op de neoadjuvante immuuntherapie?

De PRADO studie onderzocht of het mogelijk was om afhankelijk van de reactie op de neoadjuvante immuuntherapie (ipilimumab en nivolumab) de vervolgbehandeling middels een operatie en eventueel adjuvante behandeling te personaliseren. Bij patiënten met een zeer goede reactie op de neoadjuvante immuuntherapie werd de grote lymfeklieroperatie weggelaten, en bij patiënten met een gedeeltelijke of onvoldoende respons werd deze operatie nog wel uitgevoerd. Bij patiënten met onvoldoende respons werd er bovendien adjuvante therapie gegeven na de grote lymfeklieroperatie.

De studie liet zien dat bij ongeveer 60% van de patiënten de grote lymfeklieroperatie weggelaten kon worden, wat resulteerde in een betere kwaliteit van leven en nog steeds weinig patiënten waarbij het melanoom terugkeerde. Bij patiënten met onvoldoende respons keerde het melanoom minder vaak terug door toevoeging van adjuvante therapie.

De DONIMI studie: kunnen we neoadjuvante therapie personaliseren en nieuwe combinaties testen op basis van kenmerken van de tumor?

Onderzoek in de voorgaande studies heeft aangetoond dat de zogenaamde interferon-gamma (IFN-γ) signatuur kan voorspellen hoe goed iemand op de neoadjuvante therapie gaat reageren. Deze IFN-γ signatuur is een genetisch onderzoek van tumorweefsel, die iets zegt over de immuunactivatie in de tumor. Een hoge signatuur betekent dat je meer kans hebt om goed te reageren op de therapie dan bij een lage signatuur.

De DONIMI studie maakte gebruik van deze IFN-γ signatuur en testte de haalbaarheid van verschillende combinaties van immuuntherapie met het nieuwe middel domatinostat. Uit deze studie bleek dat de verschillende combinaties van immuuntherapie haalbaar waren (ze zorgden niet voor uitstel van de operatie), maar dat niet alle kuren gegeven konden worden door met name huiduitslag als bijwerking. De IFN-γ signatuur was goed in staat om te onderscheiden wie meer of minder kans had om te reageren op de immuuntherapie, waarbij patiënten met een hoge signatuur even goed reageerden op slechts één immuuntherapie middel (nivolumab) als op de combinatie van nivolumab en ipilimumab (zoals in eerdere studies getest). Aangezien de toevoeging van domatinostat niet voor een betere respons zorgde bij patiënten met een lage signatuur, zullen er in de toekomst nieuwe combinaties getest moeten worden om de effectiviteit van de neoadjuvante therapie in deze patiëntengroep te verbeteren.

De NADINA studie: het ultieme bewijs dat neoadjuvante immuuntherapie beter is dan adjuvante therapie?

Deze grote vergelijkende fase III studie, die vanuit het Antoni van Leeuwenhoek geleid wordt, is vorig jaar gestart en zal in totaal 420 patiënten gaan includeren, waarbij er wordt geloot tussen de neoadjuvante behandeling met ipilimumab en nivolumab, en de standaard adjuvante behandeling met nivolumab. Ziekenhuizen uit Nederland, Australië, Polen, Amerika en mogelijk ook Frankrijk en Italië doen aan deze studie mee. In deze studie wordt op grote schaal gebruikt gemaakt van een mobiele app (de Kaiku app) die de bijwerkingen en kwaliteit van leven van patiënten regelmatig zal monitoren, en snel en gericht feedback en instructies kan geven wanneer er bijwerkingen gemeld worden. Deze resultaten zullen bijdragen aan de toekomstplannen voor het centrum van vroegdiagnostiek, waarbij bij een goed resultaat de controles van patiënten voornamelijk via digitale monitoring zal plaatsvinden, zodat patiënten minder vaak naar het ziekenhuis hoeven te komen.

Deze website maakt gebruik van cookies

Op onze website plaatsen we cookies om het gebruikersgemak van onze website te verbeteren.

Functioneel
[2]
  • Microsoft Clarity
    Door plaatsing van deze cookies krijgen wij als organisatie geanonimiseerd informatie over het gebruik van website en waar de websitebezoekers vandaan komen.
  • Virtuele tours
    Door plaatsing van deze cookie gaan we misbruik van deze content tegen.

Voorkeuren aanpassen