Jelle Wesseling in Nature Genetics | Ontspoorde nakomelingen of kwaadaardige nieuwkomers?

9 jun. 2022 17:00

Niet-invasieve ‘borstkanker’ is een voorloper van de invasieve borstkanker die daarna soms ontstaat, dacht men altijd. Maar nieuw onderzoek toont aan dat ongeveer 1 op 5 van deze kwaadaardige kankers een compleet nieuwe tumor is, die losstaat van de eerdere afwijking. Deze informatie is van groot belang voor het begrijpen van de biologie van borstkanker-voorstadia, en voor het ontwikkelen van de juiste behandelstrategieën.

Ductaal carcinoma in situ (DCIS), de aanwezigheid van abnormale maar niet-invasieve cellen in de melkkanalen van de borst, is bij de meeste mensen onschadelijk. Maar sommige mensen met deze aandoening krijgen daarna invasieve borstkanker. Omdat het niet mogelijk is om goed te voorspellen of iemand invasieve kanker zal ontwikkelen, raden artsen aan om iedereen te behandelen. Dat betekent dat wereldwijd elk jaar duizenden mensen met onschadelijke DCIS onnodige operaties, bestraling en hormoontherapie ondergaan.

Still Jelle Wesseling DCIS

Video

Nieuw onderzoek laat zien dat we ductaal carcinoom in situ (DCIS) niet altijd een voorloper is van invasieve borstkanker en dat we deze aandoening mogelijk anders kunnen gaan behandelen.

Dogma weerlegd

Nieuwe bevindingen van onderzoekers onder leiding van Jelle Wesseling van het Nederlands Kanker Instituut, brengen ons een stap verder in de aanpak van deze uitdaging. Het onderzoek weerlegt het huidige dogma dat bijna alle gevallen van borstkanker na DCIS verwant zijn aan die eerste afwijking en daaruit voortkomen. Het blijkt dat maar liefst één op de vijf gevallen van borstkanker na DCIS een compleet nieuwe tumor is, zonder relatie met die eerste afwijking. Vandaag publiceert het internationale Cancer Grand Challenges PRECISION consortium het onderzoek in het vakblad Nature Genetics.

Figuur 1. Verwante en niet-verwante borstkanker na ductaal carcinoma in situ (DCIS).

In de bovenste rij zijn de DCIS en de daaropvolgende invasieve borstkanker verwant: de tumorcellen hebben dezelfde kleur. De grafiek rechts laat zien dat er veel genetische veranderingen zijn (aangegeven door de verschillende kleuren), die de DCIS en de borstkanker gemeen hebben. In de onderste rij zijn de DCIS en de borstkanker niet verwant, aangegeven met paarse cellen in de DCIS en oranje cellen in de borstkanker. De grafiek rechts laat zien dat de genetische veranderingen van de DCIS (grijs, zwart) verschillen van de genetische veranderingen van de borstkanker (groen, roze).

Nieuwe borstkanker

"Onze resultaten laten zien dat niet elke borstkanker ontstaat uit de eerdere DCIS", zegt mede-onderzoeker Esther Lips van het Nederlands Kanker Instituut. "Het werkelijke risico dat DCIS terugkomt na behandeling wordt dus mogelijk overschat, aangezien 20 procent van de veronderstelde recidieven in feite nieuwe, onafhankelijke tumoren zijn. Dit is belangrijk om te weten voor onze zoektocht naar biomarkers die voorspellen welke DCIS zich zal ontwikkelen tot invasieve borstkanker."

"We hebben onze bevindingen ook vergeleken met de gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie", zegt Lips. “Op basis hiervan schatten we dat vrouwen met DCIS twee keer zo vaak een nieuwe, niet-verwante borstkanker ontwikkelen in vergelijking met de algemene vrouwelijke bevolking. Ons werk bevestigt dat we DCIS niet alleen moeten zien als een voorloper, maar ook als een risicofactor voor het ontwikkelen van een compleet nieuwe borstkanker."

Figuur 2. Het risico van verwante en niet-verwante invasieve borstkanker na ductaal carcinoma in situ (DCIS).

Obstakel overwonnen

"Deze belangrijke nieuwe informatie over de biologie en het gedrag van DCIS kan veranderen hoe we in de toekomst met de afwijkingen zullen omgaan," zegt patholoog en hoofdonderzoeker Jelle Wesseling van het Nederlands Kanker Instituut. Bijvoorbeeld: bestraling van een DCIS zal een niet-verwante borstkanker later in het leven niet voorkomen. "Onze bevindingen brengen ons dichter bij het begrijpen van het risico van een bepaalde DCIS-afwijking in een bepaald individu."

Het onderzoeken van de progressie van DCIS naar borstkanker is nogal een uitdaging. Het percentage mensen met DCIS die later borstkanker ontwikkelen is namelijk relatief klein, en het duurt na de DCIS-diagnose soms tot wel 20 jaar voordat dat gebeurt. In het nieuwe onderzoek heeft het Cancer Grand Challenges-team dit obstakel overwonnen door informatie en weefsels te analyseren van goed omschreven cohorten van mensen met DCIS uit Nederland, Engeland en de VS. Deze verzameling is wereldwijd het grootste in zijn soort.

Genetische varianten

Het team bundelde klinische, pathologische en epidemiologische gegevens van 95 vrouwen die DCIS kregen en lang daarna borstkanker. En ze analyseerden uitvoerig de genetische informatie tot op het niveau van één cel. "Deze studie is het resultaat van een echte tour de force," zegt Jelle Wesseling.

Een vraag die nog openstaat, is waarom sommige mensen twee niet-verwante kankers in dezelfde borst ontwikkelen. Mogelijk beïnvloeden erfelijke genetische varianten de kans dat de DCIS terugkomt of een nieuwe kanker zich ontwikkelt. Een andere mogelijkheid is dat bepaalde factoren in het borstweefsel sommige mensen vatbaarder maken voor het ontsporen van het borstcellen, waardoor een tweede, niet-verwante primaire tumor kan ontstaan. Dit zoeken onderzoekers momenteel uit.

Het Cancer Grand Challenges PRECISION-team wordt financieel mogelijk gemaakt door KWF Kankerbestrijding en Cancer Research UK.